Windturbines

Geschiedenis en evolutie

2020

In dit jaar wordt duidelijk dat de tot nu toe gebruikte grenswaarden voor de aanvaardbare vogelsterfte op lange termijn een veel groter effect blijken te hebben dan eerder gedacht.

Geografisch

Europa

 De in Nederland gebruikte norm van 1 procent extra sterfte per jaar door windturbines kan het aantal vogels van een soort in tien jaar tijd, afhankelijk van de soort, al met 2 tot 24 procent reduceren.

Gevaar

Wanneer vogels tijdens hun vlucht in aanraking komen met de rotorbladen van de winturbines, is het gevolg bijna altijd sterfte. Deze extra sterfte is zelfs van die mate, dat ze kan leiden tot een afname in de populaties. In de toekomst moet alle risico's zo beperkt worden zodat er enkel een aanvaardbaar aantal slachtoffers zijn.

extra-sterfte-methode

Hierbij wordt een kleine verhoogde sterfte bovenop de natuurlijke sterfte aanzien als toelaatbaar wegens een verwaarloosbaar effect. 

(vaak 1-5%)

Om te bepalen wat een aanvaardbare sterfte is, zijn er twee verschillende methoden die men kan gebruiken. Ze worden vaak toegepast als basis voor het verlenen van vergunning bij de plaatsing van windturbines. Ook wordt er op basis van deze methoden berekend hoe volgens de huidige visie en normen de 'aanvaardbare sterfte' toch een invloed heeft op de populatiegrootte.

Potentiële Biologische Verwijdering

Term uit de jacht-en visserij die berekent welk deel van een populatie kan bejaagd worden zonder grote gevolgen voor een populatie.

Een onderzoek bij verschillende vogelsoorten : spreeuw, grutto, bruine kiekendief, ooievaar, visdief, zeearend, laat zien dat ook een kleine toename in de jaarlijkse extra sterfte toch de populatiegrootte op lange termijn zal benadelen. Zo zal 1 procent extra sterfte op één jaar resulteren in een afname van 2 tot 24 % van de populatie na 10 jaar. We kunnen dus onmogelijk spreken van een verwaarloosbaar effect. Wanneer we de jaarlijkse sterfte door windturbines (5%) erbij nemen, dan komen we uit bij een afname tussen de 9 en 77% na 10 jaar. Dit effect is des te meer uitgesproken bij de kort levende soorten zoals de spreeuw waarbij het sterftecijfer al vanzelf hoog is. Iedere procentuele toename van de sterfte heeft een drastische impact op de verdere jaren.

Herstelfactor

De herstelfactor is een bepaalde meeteenheid die de kwetsbaarheid van de populatie aangeeft. Bij het gebruik van de PBV-methode bepaalt de herstelfactor voor een groot deel de uiteindelijke afname van een populatie. Bij een waarde van 1 stabiliseert de populatie op een niveau nog steeds met 50 tot 55 procent minder vogels. Dit zijn dus zeer robuuste en veerkrachtige soorten die een extra sterfte goed kunnen weerstaan.

De impact van windturbines op een populatie werd vroeger als verwaarloosbaar geacht, doordat men de PBV-methode hanteerde, en men de groei van een populatie hierin overschat. Zeker bij de bedreigde soorten met een herstelfactor 0,1, zijn de windturbines verantwoordelijk voor 5 procent afname van de soortpopulatie.

Sterk bedreigde soortenmet sterke afname in populatie door windturbines

  • bruine kiekendief
  • spreeuw
  • visdief

Conclusie

Zelfs al is het juridisch allemaal in orde en goed verpakt dan toch zien we grote gevolgen bij populaties door het inplanten van windturbines. De botte uitspraak dat alles verwaarloosbaar is, moet we na verder onderzoek op lange termijn nu al in de vuilnisbak werpen. En dit geldt zeker voor soorten die nu al sterk bedreigd zijn .

Realistische methodiek

Er is nood aan een betere methode om de effecten van extra sterfte door windturbines op vogelpopulaties te kunnen bepalen. Bij iedere populatie bestaat er een theoretisch evenwicht waarbij de geboorte en sterfte in balans zijn. Dit evenwicht kan verschuiven, de populatie wordt kleiner als de sterfte toeneemt of de geboortes dalen.

aanvaardbare extra sterfte 
=aanvaardbaar effect op de evenwichtspopulatie x populatiegroeisnelheid bij lage dichtheden

De aanvaardbare extra sterfte is dus een waarde die men neemt door het aanvaardbare effect op de evenwichtspopulatie te vermenigvuldigen met de populatiegroeisnelheid bij lage dichtheden. Hierbij wordt de groeipotentie bekeken per individu in een situatie met meer voedsel en ruimte.

Voor een populatie die 1 procent mag afnemen en 10 procent per jaar kan groeien is een extra sterfte 1 op 1000 aanvaardbaar.