Voedselweb
Bij een voedselweb gaat men vanuit één individu bekijken welke speciefieke functie deze uitoefent op andere soorten. Hierbij kan men de hoeveelheid aangeven zodat de impact van een dier in zijn eigen niche duidelijk aangetoond wordt. Vanaf ons uitgangspunt vertrekken er weblijnen naar links en rechts, zodat we hier uiteindelijk een mooi web verkrijgen. Links vinden we de organismen die deel uitmaken van de voeding en rechts bepalen we dan weer welk organisme baat heeft bij de dood van het bepaald individu. Een voedselweb is nooit volledig en steeds gaat het nodig zijn, verder te verwijzen naar andere voedselbronnen. In tegenstelling tot een voedselketen of een voedselkringloop geeft het echter wel verschillende soorten voeding weer, waardoor we een uitgebreider gamma krijgen aan organismen die de door ons gewenste diersoort kunnen voeden. Hieruit kunnen we dus besluiten dat het aantrekken van dieren eerder gaat over het samenbrengen van dieren tot één complexe samenleving in plaats van de tuin zo te gaan ontwerpen dat alles toespist is op één enkele soort.
De weergave van een voedselweb is niet altijd zo makkelijk met links producenten en rechts consumenten. Vaak zijn er ook consumenten die elkaar bejagen en eten, of die rechtstreeks de producenten zonder tussenschakels eten. Hierdoor krijgen we een web met veel lijnen, waardoor we de invloed van een bepaalde diersoort nog betere kunnen bevatten.
Kenmerken
- bevat verschillende producenten, consumenten en reducenten
- bijna nooit volledig weer te geven
Kenmerken
Producent
Producenten zijn in ecologische zin gezien de autotrofe (zelf-voedend) organismen die aan de basis van een ecosysteem staan. Zij produceren de organische stoffen die heterotrofe organismen nodig hebben om te overleven. Autotrofe organismen zoals planten gebruiken CO² als bron van koolstof voor de opbouw van hun cellen. Door middel van fotosynthese (assimilatie) zijn planten in staat om CO² om te zetten in glucose door de energie die ze krijgen van de zon. Organismen die autotroof zijn maar licht nodig hebben voor de aanmaak van organische stof noemen we foto-autotroof. In onze tuin zullen in sommige processen nitrificerende bacteriën voorkomen, deze kunnen zichzelf voeden door de aanwezigheid van stikstof zonder zonlicht. Deze bacteriën zijn dan niet foto-autotroof maar chemo-autotroof.
assimilatie
Assimilatie is het biochemisch proces waarbij organische verbindingen worden opgebouwd uit eenvoudige organische en/of anorganische stoffen door middel van energie. Fotosynthese of de vorming van glucose en zuurstof uit water en koolstofdioxide is het belangrijkste assimilatieproces in de tuin.
Consument
Consumenten zijn verbruikers van de stoffen die producenten leveren. Dit zijn heterotrofe organismen ( vreemd-voeding) die hun celmateriaal alleen kunnen opbouwen uit het organisch materiaal dat ze verkrijgen uit de voeding van andere organismen zoals autotrofe organismen of andere heterotrofe organismen. Ze zijn dus steeds afhankelijk van de aanwezigheid van andere organismen omdat ze de moleculen dissimileren die in de eerste fase door autrofe organismen geassimileerd zijn.
In de tuin en de nabije natuur gaan we ons vooral richten op de hogere heterotrofe organismen zoals carnivoren (vleeseters), herbivoren (planteneters) en omnivoren ( alles-eters).
dissimilatie
Dissimilatie is een uitgebreid proces bij de consumenten maar ook bij de producenten waarbij door verbranding (oxidatie) koolstofverbindingen omgezet worden naar zuurstof en koolstofdioxide. Hierbij worden voedingstoffen zoals suikers gebruikt als brandstof Heterotrofe organismen assimileren voeding maar zijn als energiebron niet afhankelijk van de zon maar wel van de verbranding die ontstaat bij dissimilatie.
Reducenten
Reducenten zijn microorganismen (bacteriën, schimmels) die de door detrivoren (afvaleters) verteerde organische stof verder afbreken en omzetten in anorganische stoffen. Dit biologische afbraakproces heet mineralisatie, waarna de producenten deze anaorganische stoffen weer gebruiken bij de opbouw van hun cellen.
Functies
Een voedselweb geeft een duidelijk en bijna volledig beeld wanneer we één bepaald dier gaan bekijken met zijn voeding en pradatoren. We kunnen in één opslag zien wat de noden en bedreigingen zijn van één specifieke soort die we willen behouden of aantrekken in onze tuin.
Tuinontwerp
Wanneer we een bepaalde diersoort in het geheel van noden doorheen het ganse leven en we willen tegelijk zoveel mogelijke bedreigingen beperken dan kan het opstellen van een voedselweb ons daar mee helpen. Indien we onze tuin indelen en inrichten met de natuur als voorbeeld dan gaan we automatisch veel van de aanwezige fauna behelpen, maar soms is het nodig om voor bedreigde soorten nog meer in te spelen op hun verwachtingen.
Bedreigingen
Vermesting
Stikstof
Een hoge stikstofdepositie heeft niet alleen rechtsreeks een nadelig effect op verruiging en de biodiversiteit, maar ook een onrechtstreeks veel minder zichtbaar gevolg. Binnen het voedselweb zien we dat er bij de planten de chemische samenstelling sterk wijzigt, waardoor deze dan weer de planteneters en hogere dieren in de voedselketen ook beïnvloed. Stikstof leidt tot een hoge verzuring, waarbij planten net voedingstekorten gaan hebben, terwijl ze op zich wel goed groeien door stikstof.
Tot nu toe werd ervan uitgegaan dat een toename van stikstofdepositie leidt tot een verbetering van voedselkwaliteit van planten. Dierlijk weefsel is namelijk veel stikstofrijker dan plantenweefsel, waardoor wordt aangenomen dat beschikbaarheid van stikstof dé beperkende factor is voor de groei van dieren. Dit blijkt echter maar ten dele waar. Onder verhoogde stikstofdepositie kunnen andere belangrijke nutriënten (voedingsstoffen) ten opzichte van stikstof te sterk afnemen, waardoor tekorten van andere voedingsstoffen optreden en de plantkwaliteit juist afneemt. Niet alle soorten die planten eten zijn hiervoor even gevoelig. Specialisten zijn optimaal aangepast aan de specifieke voedselkwaliteit van één enkele plantensoort. Ze zijn daardoor gevoeliger voor veranderingen in voedselkwaliteit en kunnen bovendien niet overstappen op andere waardplanten. Generalisten zijn juist aangepast aan het omgaan met variatie in voedselkwaliteit en kunnen hun voedselinname optimaliseren door verschillende plantensoorten te eten.